Puppycursus? Waarom geen kindercursus?

Als je een hond neemt ga je naar puppycursus.
Dat is een goede daad, dan zorg je goed voor je puppy.
Het zou zielig voor het beestje zijn als je hem verpest door onkunde.
Als je wilt leren pottenbakken ga je naar een cursus pottenbakken. Het zou jammer zijn als je voor niks een hele tijd aan het proberen was en veel potten verknoeide, je kunt beter gelijk naar een cursus gaan.
Als je Spaans wilt leren dan ga je naar Spaanse les, want je wilt jezelf geen fouten aanleren.
Maar een cursus opvoeden is iets wat velen niet willen volgen, omdat dat toch een beetje genant is. Dat moet je zomaar, spontaan kunnen, ondanks dat je het niet geleerd hebt.

Raar eigenlijk.

Sinds onze ouders nog maar twee kinderen krijgen, zien we als oudsten hen niet meer opvoeden en als jongsten onze oudere broers en zusters niet meer opvoeden. Hoe zouden we dan moeten weten hoe het moet?

En als je dat wel gezien hebt, dan is het ook nog eens zo dat we het misschien wel anders willen doen dan onze familie het deed, maar hoe? Het lijkt wel of de kunst van het opvoeden een beetje verloren is geraakt. Veel ouders lijken er moeite mee te hebben. Voelen geen respect meer naar hun kind en ervaren ook geen respect van hun kind. Voelen zich een politieagent die de hele dag de orde loopt te bewaren of hun kind voor onheil aan het behoeden is. Of zijn bezig vechtende kinderen uit elkaar te trekken. Of zijn de leiding in het gezin kwijt.

Zo zie ik dan in de supermarkt een vader met rood hoofd tegen drie kinderen om de beurt vertellen dat hij niet wil dat ze doen wat ze doen. Hij heeft zich vast voorgenomen dat hij deze keer standvastig blijft en ook dat ze gaan doen wat hij wil, zonder dat hij boos wordt. Want dat boos worden niet fijn is, dat is inmiddels duidelijk. Als het rustig niet lukt, dan wordt hij uiteindelijk meestal boos en dan worden de kinderen verdrietig en is de sfeer totaal verpest.

Zijn kind pakt een zak met doosjes smarties uit het rek.

Vader: “Ik wil niet dat je dat uit het rek pakt!”

Kind: “Maar ik wil dat kopen!!” en gooit het in de kar.

Vader: “Ik wil niet dat je dat doet. Dat gaan we NIET kopen!”

Kind: “Wèhèèll!”

Vader, luid: “Nee, ik wil dat niet!”

Kind, krijst: “Wel, laatst mocht het ook!”

Vader, nog luider: “Nu heb ik al drie keer gevraagd of je dat teruglegt en je hebt het nog steeds niet gedaan! Waarom gaat het nou nooit eens gemakkelijk met jou?”

Kind: “Neeeeheeeee, ik wil dat gewoon!” en pakt de zak smarties en scheurt hem open.

Vader, boos: “Waarom doe je dat nou! Kan het nou nooit eens normaal gaan! Nu moet ik hem kopen. Maar denk maar niet dat je er wat van krijgt!”

Kind geeft zijn broertje een stomp.

Vader: “Dat wil ik niet, dat je je broertje stompt.”

Kind: geeft broertje nog een stomp.

………. Enzovoorts.

Waarom lukt het de vader niet om zijn kind het gewenste gedrag te laten vertonen?

We gaan er eens even stapje voor stapje bij langs.

 

Het kind pakt een zak met doosjes smarties uit het rek.

Vader: “Ik wil niet dat je dat uit het rek pakt!”

Tja, dat is een mededeling over het innerlijke leven van de vader die hij hier doet. Hij vertelt het kind over zijn wensen. Maar het kind was met een heel ander agendapunt bezig, namelijk met zijn eigen wensen, een zak smarties kopen. En trouwens, wat wil de vader hier eigenlijk? Hij wil dat het kind de smarties teruglegt. Maar die opdracht geeft hij niet, hij doet een mededeling over zijn innerlijke leven, dat hij dat niet wil dat dat kind de smarties uit het rek pakt. Verwacht hij dan dat het kind denkt: ‘O, mijn vader wil het niet, laat ik het dan ook maar niet doen.’ En dan ook nog de discipline opbrengt om het niet te doen? Dat is een illusie, dat gaat geen enkel kind doen. Als je wilt dat het kind doet wat jij wilt, dan zul je toch echt moeten zeggen: “Dat mag niet. Leg maar terug.”

Dan is stap één gezet: je bent duidelijk. Niet: ik wil het niet, wel: dat mag niet. En daarbij geef je een opdracht wat het kind wél moet doen.

Kind: “Maar ik wil dat kopen!!” en gooit het in de kar.

Vader: “Dat wil ik niet dat je dat doet. Dat gaan we NIET kopen!”

Een herhaling van de mededeling over zijn innerlijke leven, over wat hij niet wil. Dat zou je in opvoedingssituaties nooit moeten doen, vertellen wat je wel of niet wilt. Vertel wat er wel of niet mag. Dat is veel duidelijker. En geef een opdracht wat ze op dat moment wel moeten doen, want iets niet doen, dat kunnen wij mensen niet zo goed, dan weten we niet wat we op dat moment wel moeten/zullen doen en dan doen we maar weer wat we altijd al doen of wat we aanvankelijk van plan waren.

Het is sowieso wel een goed idee om je kind in de supermarkt een taak te geven. Door als hij nog klein is moeilijk opdrachtjes te geven. Bijvoorbeeld: leg maar een komkommer in de kar. Daar is hij dan mee klaar als jij al vijf dingen in de kar hebt. En dan geef je de volgende opdracht. Of door als hij wat ouder is het boodschappenbriefje doormidden te scheuren en elk de helft te doen met een wedstrijdelement: wie het eerste klaar is. Elke keer als je elkaar dan tegen komt in die suup, voelt het spannend, omdat je samen een wedstrijd doet. Of door samen te bedenken wat je wilt eten. Enzovoorts. Maak het leuk en doe iets samen.

Terug naar onze situatie.

Wat er ook nog speelt, is dat het kind iets zegt, maar de vader niet laat merken dat hij het gehoord heeft. Het is uitermate belangrijk om dat wel te doen. Wij mensen, en ook kinderen, willen heel graag gehoord worden. Liever nog, dan onze zin krijgen.

Dus zeg liever: “Jij wilt dat kopen!” “Jaa” zegt je kind dan en de emotie vloeit al een beetje af.  “Dus jij wilt de smarties kopen. Dat mag niet van mij.”

Nu gaat je kind niet drammen met woorden als ‘Wèhèèll!’, maar iets redelijker praten, omdat hij zich gehoord voelt. “Maar waarom niet?” en dan vertel jij waarom niet. Dat niet vervelend vinden, als jij iets niet mag van de overheid, dan wil je ook graag weten waarom niet, dus verplaats je in je kind, en vertel hem met plezier waarom het niet mag.

Bijvoorbeeld: “Ik vind het te duur.” Of: “Ik vind het ongezond.”

Dikke kans dat je kind zegt: “Wat stom! Bij Niels mogen ze dat wel!”

Jij laat weer merken dat je het gehoord hebt en zegt: “Je vindt het stom dat je dat niet mag. Niels mag het wel.” Laten merken dat je het gehoord hebt ervaart je kind als respect voor zijn verhaal of mening en emoties vloeien af.

 

Kind: “Wèhèèll!”

Vader, luid: “Nee, ik wil dat niet!”

Kind, krijst: “Wel, laatst mocht het ook!”

Vader, nog luider: “Nu heb ik al drie keer gevraagd of je dat teruglegt en je hebt het nog steeds niet gedaan!

Al drie keer gevraagd??? Hij heeft het niet één keer gevraagd. Hij heeft drie keer mededelingen gedaan over zijn wensen. En trouwens: je moet het ook niet vragen, want op een vraag mag je altijd ‘ja’ of ‘nee’ antwoorden en in dit geval mag dat niet, in dit geval is het een opdracht. Het zou niet fair zijn het te vragen en als je kind dan zegt: ‘Nee, dat doe ik niet.’ hem dan toch te dwingen het te doen of hem kwalijk te nemen dat hij het niet wil doen. Ik zie vaak dat dat zo gebeurt. Kinderen voelen zich dan niet gerespecteerd. Dat zou ik ook zo voelen als een agent mij iets vraagt, maar als het puntje bij het paatlje komt krijg ik een boete als ik het niet doe. Wees dan gelijk duidelijk en vertel me dat het moet.

‘Jaaa, maar dat is dwang!’ Zeggen ouders dan. En ze kijken erbij alsof dat een vies woord is. Zonder door te hebben dat ze met hun gemanipuleer hun kinderen ook proberen te dwingen, maar dan op een manier die een beroep doet op wat kinderen nog niet hebben en nog mogen leren: zelfdiscipline.

En ja, het is dwang. Dat klopt. Dwang is zeker een element van opvoeden. En kinderen houden ervan. Als ik na een hulptraject bij ontspoorde tieners na afloop aan de tiener vraag wat hij nou de fijnste verandering vindt die plaatsgevonden heeft in het gezin, zegt de tiener vaak: ‘Dat de regels en de consequenties duidelijk zijn.’

 

Waarom gaat het nou nooit eens gemakkelijk met jou!”

Kind: “Neeeeheeeee, ik wil dat gewoon!” en pakt de zak smarties en scheurt hem open.

Tja, dat kan ik me voorstellen. In de supermarkt of de speeltuin denk ik vaak bij mezelf: als ik dat kind was had ik allang een mep uitgedeeld.

Is het je wel eens overkomen de afgelopen tijd dat iemand tegen je zei: ‘Waarom gaat het nou nooit eens gemakkelijk met jou!’ Waarschijnlijk niet. Maar verplaats je je er eens in. Zou je dan ook zin hebben om ergens een mep tegenaan te geven? Dit kind doet dat nog niet eens. Hij trekt alleen maar de zak smarties open zodat hij toch zijn zin krijgt. Als jij dan toch al zo slecht over hem denkt en het gaat nooit gemakkelijk met hem, dan zal hij je dat laten merken, dat het niet gemakkelijk gaat met hem. Maar hij gaat pas over tot een stomp geven na de volgende sneer. Ik vind het knap van dat kind.

 

Vader, boos: “Waarom doe je dat nou!

De vader stelt een soort psychologische vraag. Wat wil je van je kind? Dat hij zegt: ‘Je luistert niet naar me, je wilt iets van me maar je bent niet duidelijk, ik moet naar jouw pijpen dansen met je gewil en je gelooft niet in me, want het gaat toch nooit gemakkelijk met mij en nu voel ik me zwaar gefrustreerd, het liefst zou ik iemand een mep verkopen of iets stuk maken, maar ik hou me nog in, ik scheur gewoon die zak smarties open en dan heb ik tenminste wat, want dan moet je hem wel kopen.’

Natuurlijk gaat je kind dat niet zeggen. Je stelt een vraag die alleen iemand die aan zelfreflectie kan doen kan beantwoorden, wat een kind niet kan, die bovendien als een verwijt klinkt en die natuurlijk nooit, ook door een volwassene niet, in een supermarkt goed beantwoord kan worden, áls het al zin zou hebben hem te beantwoorden.

Stel nooit de waarom-vraag over gedrag aan je kind.

 

Kan het nou nooit eens normaal gaan! Nu moet ik hem kopen. Maar denk maar niet dat je er wat van krijgt!”

Dezelfde sneer nog een keer en een lekker puh-dreigement met machtsmisbruik.

Kind geeft zijn broertje een stomp.

Vader: “Dat wil ik niet, dat je je broertje stompt.”

Weer een mededeling over wat hij wil, over zijn innerlijk leven, die een beroep doet op een mate van zelfsturing en zelfdiscipline die een kind nog niet heeft.

Kind: geeft broertje nog een stomp.

Die stompen zijn natuurlijk voor die vader bedoeld, want het kind wil graag terugslaan. Maar dat durft het kind niet, dus stompt hij zijn broertje. Dat is niet fijn voor een kind, om zijn broertje te stompen. Deze hele situatie is niet fijn voor het kind. Hij kan niet aan de eisen van zijn vader voldoen, omdat deze niet goed met hem communiceert. Jammer.

Als het een gewoonte wordt om zo met elkaar te communiceren en bakkeleien, zal de relatie tussen vader en zoon oppervlakkiger worden. En als de zoon eenmaal tiener is, zal er nog maar weinig openheid zijn. De jongen zal niet veel meer vertellen, want hij voelt zich toch niet gehoord, en wel veroordeeld.

Maar dat praten wij goed, door te zeggen: een echte puber!

En zo leggen wij alles bij het kind neer.

Omdat we weigeren om de leiding te nemen. Dat vinden we onaardig.

En omdat we boos worden als we daardoor in een situatie komen waarin we ons machteloos voelen naar ons kind. Dat is natuurlijk ook onaardig, maar daar kunnen we niets aan doen, want wij zijn tenslotte ook maar een mens.

Misschien is een cursus toch zo gek nog niet.