Teleurstelling en verdriet, daar doen wij niet aan


Je moet natuurlijk succesvol en gelukkig zijn.
Je ouders hebben het heel liefdevol heel erg vaak gezegd: het geeft niet wat je gaat doen in het leven, als je maar gelukkig bent.
En je hebt het, samen met je leeftijdsgenoten, goed begrepen.
Teleurgesteld zijn of ongelukkig zijn is voor loosers. En dat wil je niet zijn.

Als er iets vervelends gebeurt, als je een verlies hebt, als er iets mislukt en je voelt je niet zo lekker, dan moet je je direct weer positief voelen. Want je moet immers gelukkig zijn.
En raad eens waar je heel ongelukkig van wordt.
Van het wegstoppen van gevoelens als teleurstelling en verdriet om verlies.
Van het omvormen van gevoelens van teleurstelling en verdriet om verlies naar andere gevoelens, zoals boosheid of cynisme, en dat dan vervolgens ook wegstoppen.

Er bestaan heel veel gevoelens. Als iemand aan ons vraagt hoe het gaat, zeggen we meestal: goed, fantastisch, geweldig, fijn, positief, top, of iets dergelijks.
Als het niet zo goed gaat hebben sommigen de moed om dat ook te zeggen. Dan zeggen ze: wat minder, niet zo goed, naar, slecht, akelig, of iets dergelijks.
In beide gevallen heb je niet verteld hoe het met je gaat. Je hebt alleen gezegd dat hoe je je voelt, je wel of niet bevalt. Je hebt als het ware een rapportcijfer gegeven aan hoe het met je gaat, hoe je je voelt. Een voldoende tot uitstekend, of een onvoldoende tot slecht.
Als je echt zou vertellen hoe het met je gaat, zou je vertellen dat je je liefdevol voelt, of enthousiast, jaloers, tevreden, zwak, bezorgd, opgetogen, voldaan, enzovoorts.

Al die gevoelens op twee na, creëer je zelf. Sommige zijn nuttig en constructief, andere zijn onnuttig en destructief. Daarover een andere keer.

Nu eerst over die twee gevoelens. Dat zijn tevredenheid als je iets krijgt wat je graag hebben wilt, dus bij een zegening, en ontevredenheid als je niet krijgt wat je hebben wilt, dus bij een verlies. De hele dag zit vol met zegeningen en verliezen. (Hele) kleine en (hele) grote. Het leven is net een achtbaan. Bij een zegening gaat je karretje omhoog en bij een verlies gaat het omlaag. Er zijn hoge en minder hoge toppen, en diepe en minder diepe dalen.
Wat wij vaak doen is: richting een dal ons karretje stilzetten. Als het tegenzit, als we een verlies hebben dat ons aangedaan wordt of in de vorm van een door ons zelf gecreëerde mislukking, dan zijn we teleurgesteld. Maar dat willen we vaak niet voelen en dat staan we onszelf vaak ook niet meer toe om dat te voelen. We zetten ons karretje dat op weg is naar beneden stil. Gewoonweg door niet te voelen. Ons af te sluiten voor ons gevoel. Dat kunnen wij heel goed. Maar wat wij niet goed kunnen, is ons selectief afsluiten voor ons gevoel. Dus als wij ons afsluiten voor teleurstelling en verdriet, dan kunnen we ook blijdschap, enthousiasme, levenslust, vreugde, tevredenheid en nog veel meer niet meer voelen.

In de metafoor van de achtbaan: als je karretje stil hangt omdat je het dal niet in wilt, kun je ook niet meer naar boven. Je blijft hangen in je angst voor verlies, en je angst voor teleurstelling of verdriet, of je maakt jezelf gevoelloos en dan voel je je vlak.
Hoe meer je je afsluit voor teleurstelling en verdriet, hoe groter je angst ervoor of hoe groter je gevoel van vlakheid.
De oplossing is simpel. Ga het gevoel van teleurstelling of als het groot is verdriet, niet meer uit de weg. Het maakt je ongelukkig.

Begin te oefenen met de kleine dingen. Je poes gooide een bloeiende plant om, waarvoor je veel moeite gedaan had om hem in bloei te krijgen. Sta even stil bij het gevoel ‘jammer’. Al is het maar een paar seconden. In plaats van stoïcijns net te doen of het je niet kan schelen of in plaats van het compenseren met een ander gevoel dat je gauw uit de kast haalt. Wat er werkelijk aan de hand is, is dat je een verlies(je) hebt en dat dat van nature het jammergevoel in jou oproept. Laat dat er even zijn en ga dan door naar de oplossing als die er is of naar het opruimen van de resten als dat aan de orde is.
Om het jammergevoel werkelijk te voelen helpt het heel goed om je teleurstelling aan iemand te vertellen. Iemand die je oprecht luisterend aankijkt en er niets over zegt. Behalve misschien: oh, wat jammer!

Het is een bevrijding als je je teleurstellingen weer gewoon mag voelen. En het is fijn om te ervaren hoe je je daarna voelt. Bevrijd van iets. Lichter.

En de grotere verliezen dan, hoe gaat dat? Je baan kwijt, je huis, een persoon?
In feite hetzelfde, behalve dat één of twee keer erbij stilstaan en het jammergevoel voelen dan niet genoeg is. Verdriet om verlies of gemis komt in golven. Dat is fijn, want dan kun je tussen de golven door in het dagelijks leven functioneren. Het zou echt ook veel teveel zijn als je al het verdriet om een groot verlies ineens zou moeten doorvoelen. Ons lichaam stopt na een korte tijd alweer met verdriet voelen. Maar wel is bij een groot verlies het gevoel veel intenser dan bij een klein, en zijn er vaak vele golven nodig om al het verdriet dat erbij komt kijken te doorleven, zodat het verlies uiteindelijk geen open wond meer is, maar een litteken. Een verdrietige herinnering.
Je zou een klein verliesje kunnen vergelijken met een klein schaafwondje. Het doet even zeer en dan geneest het zonder een rest. Je voelt even jammer, zeg het maar hardop, en dan ben je het al snel weer vergeten.
Een wat groter verlies is een wat dieper wondje. Je voelt jammer, vertel het maar aan iemand, en de volgende dag voel je misschien nog eens jammer of zelfs gedurende een wat langere tijd en elke keer komt er dan nog een golfje teleurstelling of verdriet en daarna heelt het wondje. Het laat een litteken achter en je vergeet ook niet dat het gebeurd is.
Een heel groot verlies geeft een diepe wond. Je voelt ook jammer, maar bij zo’n groot verlies noemen we het niet teleurstelling of jammer, maar verdriet. Psychologisch gezien is het precies hetzelfde. Je moet onthechten van iets. Je voelt een diep verdriet en het meest helend is het, om over dat verlies ook aan anderen te vertellen. Het verdriet met iemand te delen. Dat is niet in één keer klaar. Omdat het zo’n groot verlies is, is er een zeer intens en groot verdriet en dat komt in golven. Dat kan wel tot twee jaar in beslag nemen. En als je het niet doet, niet voelt, dan is dat geen afstel, maar alleen maar uitstel en kun je het jaren later alsnog doorvoelen. Dat heet uitgestelde rouw. En al die tijd dat je het uitstelt, voel je je minder vrij, minder blij, soms vlak of cynisch, en zit er spanning op je emotionele systeem. En dat verergert zichzelf in de loop der jaren.
Als je wel rouwt, dan is uiteindelijk de wond dan dicht en heb je een flink litteken. Je zult het nooit vergeten. En bij slecht weer voel je het litteken nog wel eens trekken.

Het verschil tussen ons lichaam en ons emotionele systeem is, dat we het genezen van een wondje in ons lichaam niet stop kunnen zetten. Maar het genezen van de onthechting na een verlies of verliesje wel. Dat doen we dan door ons af te sluiten van ons gevoel van jammer. En daarmee helaas ook meer en meer voor onze fijne en positieve gevoelens. Waarna we blijven zitten met angst om te voelen en angst voor verliezen en mislukkingen, of vlakheid. Beide houden ons tegen om te groeien en ons gelukkig te voelen.

Je zou kunnen zeggen: ja hoor, ik snap dat als er iets heel ergs gebeurt, dat ik zou moeten rouwen. En dan bezig blijven om alle kleinere verliezen en teleurstellingen weg te blijven wuiven. Vinden dat alles gelijk weer positief moet zijn. Je verliezen proberen te compenseren met je dankbaarheid voor je zegeningen. Want dat vraagt de huidige maatschappij van je. Maar dan doe je jezelf tekort. Daarmee zet je namelijk evengoed je karretje stil en breng je jezelf in het nauw.

Laat je karretje maar rijden en soms gieren door de bochten van het leven. Voel het maar ten volle, het jammer om de verliezen én de dankbaarheid om de zegeningen. Hoe ‘zeer’ verdriet kan doen en hoe fijn tevredenheid en blijdschap zijn!
Zodat je iedere avond lekker moe van de enorme rit van die dag goed kunt slapen. Met een vermoeid lichaam en een uitgeruste geest, die alles doorleeft heeft wat de dag bracht.